09 November 2010

Visit to Israel-4


"Elijah’s melons" and some history

La Condamine wrote in his report “Observationson mathematiques et physiques faites dans un voyage de Levant en 1731” about his visit to Jerusalem (see Blog post Oct. 31): “Des pierres, de la grosseur & de la figure d’un pois, que j’ai ramassées dans un champ voisin de Jerusalem, ou elles sont fort communes, quoique’elles soient depuis long-temps recherchées par les Voyageurs.“.
When I told this to Hazorea’s archeologist Dr. Dror Ben-Yosef, he immediately said that these must have been “Elijah’s melons” or “lapides Judaici”. It is the name applied to stones of light brown flint outside, hollow inside, and lined with quartz crystals or chalcedony, the geological "geodes".
See the web site for the myth about Elijah and his melons.

Apparently, at his time La Condamine did not hear much about the origin of these stones.  The first voyage account of the nature of Elijah’s melons I found is from 1849 when Maxime du Camp travelled to the Red Sea.


The grapefruit-sized “Melon of Elijah” (geode) shown to me by Dror Ben-Yosef of kibbutz Hazorea. Were these the stones found by La Condamine?

Laatste dag in de kibbutz, half 6: tegelijk met de melodieuze kreten van de Bulbul, klinken in de verte de vier achtereenvolgende schoten, die in de visvijvers de vogels moeten verjagen.
In de afgelopen week van de viering van Channoch’s 70ste verjaardag, hebben we verschillende plaatsen bezocht. Allereerst Nazareth, waar we in de overdekte markt (sukh) de smid Naddaf Fouad (70 jr) terugvonden. Net als vorig jaar kocht ik weer een paar van de door hem gesoldeerde blikjes en olielampjes. Hij vertelde dat het niet goed ging en dat veel winkeltjes gesloten waren vanwege de economische crisis. Hij had echter een oude vriend op bezoek, ook een Christen-arabier, zodat ik hem niet veel kon vragen. Ik beloofde hem volgende keer terug te komen. Beneden aan de Sukh spraken we met een plaatselijke bewoner over het grote bord met een reclame-spreuk voor de Islam. Bij al het christelijke geweld hier kon dit er wel bij. Dat vond onze Nazarether ook; hij ging niet naar de moskee en was niet gewoon te bidden, maar de Koran had wel gelijk: wij zullen de “loosers” zijn!  

We bezochten in Zichron Ya’akov het huis van de familie Aaronson  die geschiedenis maakte vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Volgens N. Grover (Jerusalem) waren de Joden onder Turks bewind er beter aan toe dan in Europa gedurende diezelfde eeuwen. Dit ondanks onderdrukking in Palestina en ondanks de door Sarah Aaronson gesignaleerde, Armeense genocide, die nog steeds niet door Nederland, noch door Israel erkend wordt. Wellicht is de geschiedenis van Israel niet te begrijpen zonder het tijdperk van het Ottomaanse rijk (1517-1917) te kennen.




De smid Naddaf Fouad in de sukh van Nazareth.


Volgens een bewoner van Nazareth, die niet gewoon was te bidden en niet naar de moskee ging, had de Koran altijd gelijk. Volgens hem had dit bord daarom geen protesten gegeven.


Ook bezochten we Jerusalem, waar bij de Westmuur de Israelische oppermacht wel heel erg voelbaar is, maar waar het in de Arabische sukh economisch goed leek te gaan. We spraken op de trappen van de prachtige Damascus Poort Arabische studenten die niet ontevreden leken te zijn…….

Ga ik in het vliegtuig nog eens het boek van Dries van Agt lezen? Nu met andere ogen? Het is me wel iets duidelijker geworden hoezeer hier “de Arabieren” gediscrimineerd worden; net als bij ons. Maar zij láten zich ook discrimineren door hun door de Koran-gedicteerde opstelling, die maar heel langzaam veranderd (zie de artikelen in de Haaretz, International Herald Tribune van de laatste dagen). Ondertussen, gelegitimeerd of niet, dendert de Israelische economische, culturele en militaire trein met grote snelheid voort….

08 November 2010

Visit to Israel-3


De “Jordan Experience”

Op weg naar Eilat (en Petra) reden we op 1 november oostwaarts naar de Jordaan-vallei. Na Beit She’an, ten zuiden van het meer van Galilea en op de hoogte van Jenin, kwamen we de West Bank binnen; er was nauwelijks een checkpoint. Opvallend waren de uitgestrekte kassen-complexen aan de Jordaanse kant van de rivier. Blijkbaar hadden ze daar genoeg water.
Hoe makkelijk kom je hier bij Beit She’an (route 71) de grens over en hoeveel contact zou er zijn tussen de Palestijnen van de West Bank en die van de East Bank? In een restaurant van het Joodse dorp (settlement) Argaman kwamen we twee Franse jongens tegen die in een oude 2CV via Turkije, Syrië en Jordanië bij Beit She’an de grens waren overgekomen; ze waren van Parijs op weg naar Jerusalem. In 1965 was Channoch M. samen met een vriend óók in een oude 2CV via dezelfde route naar Israel gekomen; alsof er in die 45 jaar niets veranderd was; behalve dan de grensovergang. Die was in 1965 nog in Oost-Jerusalem bij de Mandelbaum Gate.


Frouke (left) and Channoch M. with the 2 French guys and their “Deux Chevaux”. They had passed the Jordan border at Beit She’an,  just as Channoch had done with his 2CV 45 years ago! As if nothing had changed…..

Hoewel Jordanië en Israel vrede tekenden in 1994 is de grensovergang tussen het Hashemitische Koninkrijk Jordanië en Israel verre van open: mopperend moesten (Amerikaanse?) toeristen met hun te grote koffers een stuk niemandsland van 100 m lopend oversteken. Aan de Jordaanse kant heerste een gemoedelijkere stemming.
Rijdend langs Akaba, de enige havenstad van Jordanië, viel het op hoeveel er gebouwd werd; het leek Israel wel. Anders dan Eilat is Akaba door een 4-baans autoweg verbonden met de hoofdstad Amman; er reden echter voornamelijk vrachtauto’s en bussen met toeristen.
Hoe zit het met de verhouding tussen de Jordaniers en de Palestijnen nadat de laatsten (de PLO) in 1970 met harde hand door het Jordaanse leger verdreven werden (de Zwarte September) en Jordanië in 1988 alle administratieve banden met de West Bank had verbroken? Ik vroeg het onze chauffeur, Atya Jamra uit Akaba, die ons van Petra naar het nóg indrukwekkender Wadi Rum en later terug naar Akaba reed.
Allereerst benadrukte hij dat Palestijnen en Jordaniers voor hem één volk zijn. Wel zijn er twee identiteiten, die van de Palestijnen, meest landbouwers, en die van de Bedouinen. Hij beschouwde zichzelf als een Bedouin, hoewel hij in de stad leeft met één (?) vrouw en 6 kinderen (hij sprak van 3 kinderen en 3 meisjes). Mohammed, die ons in een Jeep door de Wadi reed, leek een échte Bedouin: Tot op zijn 10de jaar had hij in de woestijn in een tent gewoond voordat zijn ouders naar het dorp Wadi Rum verhuisden.
Verder bevestigde Atya dat, net als bij ons, de dagelijkse kranten-meldingen van de Israelische nederzettingenpolitiek grote boosheid veroorzaken. Het bewees volgens hem dat Israel eigenlijk geen vrede wil en geen Palestijnse staat. “Die zal er niet komen zolang jij en ik leven”, zei hij berustend.

The Sinai Rose Finch, seen in Wadi Rum everywhere near water.

Atya knoopt Lidie een hoofddoek om in Bedouinse stijl.

Op de rots heeft Mohammed via zijn mobiel contact met…… 
Atya, om te zeggen dat we eraan komen.


31 October 2010

Visit to Israel-2


From Neil Safier, author of the book about La Condamine “Measuring the New World”, I received the 27-page report La Condamine wrote about his journey to the Levant in 1731. It appears that he had indeed been to Jerusalem, where he found stones with the form and size of peas, and to Mount Carmel where some stones resembled petrified melons and olives…. No mentioning of the people he met.



First page of La Condamine’s report on his visit to North Africa, Palestine and Constantinople. No mentioning of the people he met.



Bezoek aan Israel-2

Wat Dries van Agt ( in “Een Schreeuw om Recht”, 2009) schrijft over het “foute Israel” liegt er niet om!  Bladzijde na bladzijde worden de misdaden van de Israeliers opgesomd en besproken, zoals bijvoorbeeld de in 1948 veroorzaakte vlucht van Palestijnse bewoners (al-Nakba). Als de Yom Kippur-oorlog van 1973 ter sprake komt begint het idee te knagen dat er iets in van Agt’s betoog ontbreekt. In deze onverwachte oorlog sneuvelden 2500 Israelische soldaten, werden er 15000 gewond en waren Golda Meir en Moshe Dayan tot wanhoop gedreven. Maar voor van Agt is alleen de disproportionele reactie van Israel die erop volgt het vermelden waard. Verontwaardigd volgt een verdere opsomming van wandaden en uitspraken, informatie die vaak door Israelische media verkregen is (o.a. door B’Tselem). Onjuist lijkt me zijn beschrijving van de economische toestand in Arabische steden en op de Westbank, waar ik tijdens mijn vorige bezoek toch vooruitgang en zelfs enige welstand meende te kunnen zien.

Van Agt is wel consequent: hij vindt (p.268) dat de Zionisten begonnen zijn met het verdrijven van de Palestijnen. En dus is het gewetenloze Israel de eerst-verantwoordelijke en voor altijd de hoofd-schuldige. Hoewel hij de problemen wel noemt (p. 316) lijkt het van Agt niet veel te kunnen schelen dat de Sjiitische Hezbollah en de Sunnitische Hamas zich laten steunen door Iran dat de Holocaust ontkent.
Ik lees dit allemaal in het vliegtuig naar Tel Aviv. Vanwaar mijn onwil om tóch zijn kant niet te kiezen? Omdat ik dan rechtsomkeert zou moeten maken, terug naar Nederland, waar geen sprake is van verkapte slavernij of discriminatie van Moslims?

Op het prachtige vliegveld worden we opgewacht door Chanoch M., die ons naar de welvarende, niet-religieuze en “linkse” Kibbutz Hazorea (‘de Zaaier’) brengt. Hij woont daar al meer dan 40 jaar met Mirjam, dochter van één van de oprichters. Deze mensen, allemaal twintigers, begonnen hun avontuur in de moshav Hadera, trokken vervolgens naar de Turkse caravansérail (‘khan’) bij de plaats Yoqne’am en richtten tenslotte in 1936 de kibbutz Hazorea op een nabijgelegen stuk land (200 ha), dat zij kochten van een Efendi-landeigenaar in Beirut.
Een “linkse” kibbutz betekent politieke verbintenis met de Meretz-partij, de bereidheid om zich terug te trekken tot de grenzen van 1967, het erkennen van Palestijnse zelfbeschikking en het mogelijk maken van een Palestijnse staat. Hieraan houdt de kibbutz nog steeds vast, hoewel elders de laatste jaren steeds minder mensen deze mening zijn toegedaan.



Left: White pelicans above the fishponds of the Kibbutz. Right: With a "motorized", female Goshawk  (Accipter gentilis) the people of the kibbutz try to chase away the many birds, e.g. the white egrets.

Van Agt betoogt met vele voorbeelden dat Israel in werkelijkheid geen vrede wil. Maar hoe zit het met de Palestijnen? Ook voor hen heeft er altijd een “groot Islamitisch Kalifaat bestaan, het heilige land van Mohammed, dat nooit door moslims aan ongelovigen kan worden afgestaan. In het verleden heeft Israel wel degelijk vrede getekend, eerst met Egypte (Anwar Sadat, 1979), later met Jordanië (koning Hussein, 1994). Maar dit waren beiden seculiere personen, die het beste met hun volk voor hadden en niet in het verleden wilden blijven steken. Ook Arafat was seculier, maar die durfde niet tegen zijn godsdienstige moslim onderdanen in te gaan en volgde hen, bijvoorbeeld met de invoering van een nieuw onderwijsprogramma, waarin tot de jihad wordt aangemoedigd.

Ik moet weer denken aan wat Naema Tahir (zie vorige post) gezegd heeft: dat religieuze moslims zó in het verleden leven dat zij veranderingen in het heden moeilijk kunnen accepteren.  Misschien te vergelijken met sommige groepen van de Joodse Chassidim, die de staat Israel niet erkennen? Met zulke mensen is het schier onmogelijk tot overeenkomsten over de toekomst te komen.

25 October 2010

Journey to the Levant


One of the reasons why La Condamine was selected for the Franco-Hispanic expedition to Quito was the fact that he had (in 1731) accompanied an eighteen-month excursion to the Levant (which includes Israel and the Palestinian Territories) with the infamous captain M. Duguay-Trouin. Because we are going to Israel tomorrow, I wondered what La Condamine’s experiences had been there.
However, I could not find any information about his journey. Instead, I found a website of the Cassuto family describing the travels of Moses Cassuto, member of a Jewish Florentine family, to Palestine in 1733.
For his three-week journey by caravan from Alexandria to Hebron he had to buy camel-bags and to rent a camel. Once in Hebron he remarks that “there are no Catholics or Christians at all there, but the hebrews inhabit forty houses in a ghetto…they have a synagogue…”. He further notes: “…it often happens that the Arabs quarrel and are at war with each other, and the Hebrews, so as not to be involved, have to satisfy both sides be sweetening their mouths in order to be left in peace.” In Jerusalem the 2000 Jews had no ghetto but could live where they pleased. There were two synagogues. In Safed there were about 8000 Turkish inhabitants and 2000 Jews. He visited many graves, caves and hot baths, and places like Tiberias on lake Kineret, where we will perhaps also go.
Because of the many discussions about the Israel-Palestine conflict in the Netherlands I continue this blog with a statement in dutch:

Bezoek aan Israel
In 1948 werd de onafhankelijkheid van de staat Israel uitgeroepen. Wij kwamen in dat jaar te wonen in een groot huis in H’sum met zeven families die door de Tweede Wereldoorlog bijeengeveegd waren. Er woonde een jongen van mijn leeftijd (8 jr) en er was een vrouw met een hondje die ze “Liberty” noemde, omdat hij was komen aanlopen op Bevrijdingsdag. Ik begreep toen niet wat dat was.
Aan de overkant van de Mozartlaan was een witte villa met drie families, waar ruzie mee was, maar waar ook jongens woonden. We mochten echter niet met hen spelen want “het waren NSB’ers”. Ik begreep toen niet wat dat was. Wel waren zij het die onze hutten vernielden die we in een naburige, verlaten tuin bouwden.
Hoe zou het zijn als de situatie daar zo gebleven is? Als dezelfde families er nog wonen, nog steeds ruzie met elkaar hebben en niet willen erkennen dat beiden er recht van wonen hebben? Wat zou er van die NSB-jongens geworden zijn? Als ik die families zou kunnen bezoeken, zou ik iets van die burenruzie kunnen begrijpen nu ik weet wat Bevrijdingsdag en NSB betekent? Zou ik, als buitenstaander, de gevoelens van verlorenheid en verlatenheid bij die NSB-kinderen kunnen peilen? (Bas Kromhout, “Het laatste taboe in Nederland: NSB kinderen”. 2010. Historisch Nieuwsblad. )

In Israel lijkt sinds 1948 wat betreft de verhouding tussen Joden en Palestijnen niets veranderd te zijn: een “groene lijn” (sinds 1967) en nu ook een muur (sinds 2003), scheidt de buren die elkaars bestaansrecht niet willen erkennen en die géén van beiden de ruzie lijken te kunnen beëindigen. De vraag is waarom niet en wanneer dan ooit? We gaan er op bezoek en zouden er iets meer van willen begrijpen.

Net als ik ergeren veel Nederlanders zich aan het autoritaire, treiterende gedrag van de Joodse, religieuze kolonisten. Met Dries van Agt (zie The Rights Forum) trekken zij daaruit de conclusie dat de Palestijnen beschermd moeten worden tegen de “vermorzeling” door Israel en keuren zij Israel’s “apartheidspolitiek” af. Het is mogelijk dat deze afkeuring door dezelfde gevoelens bepaald wordt die ons in 1992 Dutchbat naar Srebrenica deden sturen om er de Bosnische moslims te beschermen tegen de oppermachtige Serviërs. Gevoelens die volgens een NIOD rapport versterkt zouden kunnen zijn door “een schuldbesef dat Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog te weinig hadden gedaan” (zie Frits Bienfait, “Is Links beter dan Rechts?”. 2010. Uitgeverij IJzer, Utrecht).

Het, als buitenstaanders, peilen van gevoelens van verlatenheid en verlorenheid is buitengewoon moeilijk. Wel is het me telkens opgevallen tijdens mijn bezoeken (een 6-tal) aan Israel hoe vrijwel íedereen die ik er sprak zwarte bladzijden in zijn verleden had. De langdurige en redelijke wens van Joden om in Palestina te komen wonen en, na 1948, hun gelegitimeerde recht om daar een “democratische staat voor het Joodse volk” te vestigen is van het begin af aan (1936) en tot op heden systematisch ontkend door de Palestijnen en de omringende Arabische landen.
Daarmee is voor iemand die niet in Heilige Landen gelooft Israel’s politiek van uitzetting, die tot de al-Nakba (1947-1948) heeft geleid, niet verklaard noch goed te praten. Het bewijst alleen dat de geschiedenis ons niets kan leren.

Maar wat betreft het heden: De Arabieren accepteren niet dat bij een twee-staten oplossing Israel een Joodse staat zal zijn. In de Palestijnse staat zal de Islam de dominante godsdienst zijn terwijl de grondwet gebaseerd zal zijn op de Shari’a (zie Ratna Pelle). De Arabieren die zich als moslims superieur moeten voelen vonden zich ooit miskend en kunnen de verandering niet verkroppen. Volgens Naema Tahir (zie Buitenhof 17-10-2010) “dwingt” de Koran hen om naar het roemruchte verleden van profeet Mohammed te blijven verlangen, waardoor zij het heden alleen als een bedreiging ervaren. Wát de Israeliers ook doen zij zullen Israel als een Joodse staat nimmer goedschiks accepteren zo lang zij, door hun Koran, in het verleden blijven leven.

01 July 2010

Epilogue-2

After our return things related to our journey continued to happen.
First, there was the accident with a crowded lancha similar to the one we took at Sarameriza. The motonave “Camila” capsized downstream of Iquitos on May 26, 2010; 24 people drowned; more than 20 people wounded; 10 tourists survived.
There were 260 people on board while its capacity was only 150. It appears that the boat was transporting drugs (24 kilo of PBC; pasta basica de cocaina) hidden in sacs with oranges.

 


Second, there are the e-mails from Eduardo Tapia telling us that the bi-national project “Eje Vial #4” of Ecuador and Peru continues to be financed and that the road from La Balsa to Parico will become paved (See Blog 17/2/2010 “From Zumba to Jaen”).
He also sent a map from the region between Bagua Grande and Santa Maria de Nieva, which he had photographed from the wall in a hotel in SmdNieva. It is becoming more clear how we drove from Imacita to SMdNieva on 19/2/2010. The distance as the crow flies was only 70 km; but it took us 7 hours!


Combination of four maps showing similar positions indicated by the red arrows: (A) Carta Hydrográfica (Rio Amazonas, Formadores y Afluentes; 2006 . Escala 1:1’000.000) in possession of Hilbert van der Meer. (B) Military map of Ecuador (Escala 1:1’000.000) in possession of Antoine Cleef. (C) Tourist map obtained by Eduardo Tapia. (D) Image obtained by Google Earth.

Third, there was the encounter on May 30 with Neil Safier at the railway station of Amersfoort, of all places….. During a short hour we exchanged our experiences with “La Condamine”. He told me that an american, Larrie D. Ferreiro, is writing a book about La Condamine, which will probably appear next year.
Since Neil is in Europe for some months we can perhaps meet again this summer.


With Neil Safier at the railway station of Amersfoort on May 30, 2010.

13 May 2010

Epilogue-1

So…., we made our “voyage” from Quito (aarival 6/2) to Paramaribo (departure 25/3). It was not a touristic route La Condamine and Maldonado had taken.  But they took us to interesting places and unexpected experiences. In their time, 257 years ago, the Jesuits played an important role in furnishing them information, transport and comfort in the mission posts. Now, we could meet fellow travelers, could hire guides or take a plane.
Also, when preparaing the journey, we could make use of Google Earth. But did that really help us? I remember how I couldn’t find any road between Bagua and Santa Maria de Nieva, because the program didn’t have “imagery at the necessary zoom level” for that region; at the lower zoom levels it only showed frightening landscapes of seemingly unpenetrable woods and mountains. The maps we had were different or wrong in many places.
But now we know: there áre roads and villages and everywhere houses where people make a living. And not all maps are wrong: A friend, following this blog, could find the Pongo de Manseriche and the place from where the river was navigable on a map in our school atlas (“Schoolatlas der Gehele Aarde”, Bos-Niermeyer) of 1951! A real good map is the “Carta Hidrografica”, but we only obtained it when we were already in Iquitos!


In the center of this picture from the dutch “Bos-Atlas” the Pongo de Manseriche is indicated. The anchor signifies that the Amazon is navigable from here on; we now know that this place is called Sarameriza.

Part of a very good map! The Carta Hidrografica – Región Amazónica del Perú (escala 1 : 1000000) was obtained by Hilbert in Iquitos. On this map we find no roads, but villages like Corral Quemado (see arrow and below) and names I had written down, like El Muyo, Montenegro, Cusu Grande and Siasme are indicated. Juan Velasquez on the Rio Nieva opposite to Santa Maria de Nieva, is not specified; or is it the same as Achuaga? We also see the course of the “Oleoducto”, which our road seemed to follow.

Apart from seeing La Condamine’s apartment in the Colegio Maximo, climbing the Francesurcu mountain, finding the bronze ruler or visiting the many places he mentions in his book (eg. the Pongo de Manseriche, Borja, Santarem, Belém, Cayenne), the greatest experience was meeting the many different people traveling with us. La Condamine had learned spanish and indian languages in Quito, but did he speak portuguese? We had only learned spanish, but should also have learned at least some portuguese….

Looking back at the pictures one can be impressed by the many things we saw. But there were só many things we missed. Why didn’t I speak with the men in the little pub at the end of the muddy path going out of Nieva? Was I afraid because they were shouting and laughing at us? Yes!; and now I still do not know how it is to talk spanish with some drunk guys. And why didn’t I ask more questions to Washurú in Sarameriza? Because the music was so loud that I couldn’t hear him anyway? Now I still do not know what his involvement was during the uprising of the Awajún indigenas on 10 May 2009 or during the massacre on 7 June 2009. When we crossed the Corral Quemado bridge on our way from Jaen to Bagua (insert), I didn’t think anymore of the terrible video movies I had seen before our journey on Youtube:  http://www.youtube.com/watch?v=9pXLvlXZR6I . The BBC reported that some 10-50 indigenas and 24 police officers were killed: http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/8093729.stm
And in Manaus, why didn’t we go for the terra preta site that had been pointed out to us by Marc van Roosmalen? Because La Condamine didn’t know about terra preta? Was this way of performing agriculture still applied in 1743?



Uprising of Awajún indigenas on the Corral Quemado bridge (10 May 2009). Is it the same bridge that we crossed (insert)?

In Belém, on the other hand, we díd go to places where, I think, we had nothing to do. On Monday (8/3) we were looking for the Archivo Publico in the Vila Campos Sales, in the old quarter “Comércio”. The building was closed so we walked down the narrow street, a poor, crowded market where they were selling clothes, food, mobile phones in endless rows of market tents. People were still sleeping on the street, some were washing themselves with the water from a leaking water pipe; “toilets” were in the side streets. Men were carrying heavy loads, women were talking, laughing, hardly looking at us, walking purses stuffed with money they were lacking. What else could they do than ignore or rob us? They let us pass, seemingly uninterested, as if asking “are you coming to look how poor we are?”. That is how I felt: we had nothing to do there, with all the money of the Evangelical world we could not have helped them and they could not have been interested in La Condamine, our excuse for coming there. If you are a tourist limit yourself to tourist places!
Back in Holland I had to get used again to the clichés of “biodiversity”  (that is the páramo on El Tiro mountain; see blog 17 February 2010) or “green current” (what is that?) and the “Xingu dam” (200 km south of the Amazon river), that would flood and destroy 500 square kilometers of “intact Amazon rainforest”, like that over which we had been flying (we flew over its mouth between Santarem and Belém). My first reaction was: “why don’t we mind our own business?”  Does Greenpeace really think that, after having deforestated Europe, we know a better way for developing a country like Brazil?


25 March 2010

Last days in Suriname

The Presidential Palace where La Condamine was invited to stay by the dutch governor Mauricius.
24/3. During our stay in Suriname we slept in Camp David, about 30 km south of Paramaribo. During his 5-day stay in Suriname, La Condamine enjoyed the hospitality of the dutch governor Mauricius. He stayed in the presidential palace that had been renewed in 1730. However, in 1742, the palace was in such a bad state that Mauricius continued to live on his plantation, using the house of his son for receptions and banquets. La Condamine did not complain and only writes that he measured the northern latitude and performed "some other observations" before leaving on a dutch ship for Amsterdam.

He measured: "5 degrés 49 minutes septentrionale".
The GPS, borrowed from Carlos Mena in Quito gave: N 5° 49' 33'' and W 55° 9' 7''. A fortuitous correspondence?

Presntly, the Suriname president does not live in this colonial house; it is only used for receptions.

That Mauricius invited La Condamine to come to Paramaribo offering him his house, a passage to Holland with a passport "en cas de rupture entre la France et les Etats Généraux" seems an indication of a good relationship between the two colonies. I wonder whether this relationship is still so good. In Cayenne, for instance, people hardly knew who Bouterse was and if they knew they didn't want to speak about it. It was therefore a surprise to hear from Phil Boré about a radio program of "France-Inter", with the following introduction:

"Patrick Pesnot;  samedi 27 février 2010
La guerre civile au Suriname
D’aucuns l’ont appelée la Babel tropicale… Un curieux petit pays métissé, où l’on croise des créoles, des Indiens, des Amérindiens, des Javanais, des Chinois et des Européens… Et où, malgré le fait que la langue officielle soit le néerlandais, on parle au moins 15 dialectes. Je veux parler du Suriname, l’ancienne Guyane hollandaise, un Etat situé au nord du Brésil, coincé entre le Guyana et notre Guyane française.
Mais pourquoi évoquer aujourd’hui avec Monsieur X ce pays lointain dont la plupart d’entre nous ignorent l’histoire et même la localisation exacte ? D’abord parce qu’à lui seul le Suriname concentre un certain nombre des dangers qui pèsent sur notre planète : une déforestation démesurée, une exploitation irraisonnée des richesses naturelles et la pollution qui en découle, une misère latente, une violence endémique, une situation politique chaotique, une corruption latente, un trafic de drogue en expansion et, coiffant toutes ses difficultés et les expliquant en partie, la fièvre de l’or…
Il faut ajouter que le voisinage du Suriname avec la Guyane française ne laisse pas d’inquiéter… Car le Suriname exporte aussi ses propres maux sur l’autre rive du fleuve Maroni… Là où se trouve la précieuse base européenne de lancement de fusées de Kourou… Autant dire l’importance stratégique du Suriname dont, pourtant, les médias parlent rarement.
Monsieur X propose donc de donner un coup de projecteur sur cette région méconnue et d’analyser les menaces qu’elle représente…"

I am trying to obtain the rest of the discussion which sounded to me quite good and nuanced.

Enjoying a glass of rum and eating peanuts, we had a long discussion in Camp David about the revolution or coup in 1980, the killings in December 1982 and the civil war that followed between Bouterse (with many indians in the army) and Brunswijk (Jungle commando of Bosland Creolen), lasting about 3 years. Dennis and Dole had quite different experiences. Dennis knew most of the army people that were involved in the coup and emphasized the difficult decisians they had to take. He cited Bouterse saying that it is most dangerous "to push a peaceful man too far".
Dole, on the other hand, had just started his study at the law faculty and joined the "destabilization forces", participating in all kinds of demonstrations. When the killings occurred he told how they felt defeated....

A complicating factor in Suriname is that this is a small community (less than 500.000) in which everybody seems to know each other. This became more clear to me when Dennis introduced me to Ronny Brunswijk. We had entered a supermarket where mainly Brazilian people and gold seekers come. I was looking there for jam of the palmfruit "Podosiri" or "Asai". I thought Dennis was making a joke with me and shook hands with a big, laughing, black Bosland Creool. But it was Brunswijk indeed. As member of the "National Assemblee" he had obtained land where gold was present. That was probably his reason for coming there....

Looking for birds with Otte Ottema in Peperpot and Weg naar Zee.
On Tuesday (23 March) we fetched Otte Ottema at his house and drove to Peperpot where it just became light. We saw some beautiful birds like Little cuckoo, Cinnamon attila, Blackish antbird, Blackcrested antshrike (een paartje) and finally the beautiful Greentailed Jacamar! On the Weg naar Zee, we saw many more birds like the large Savanna and Blackcoloured Hawk.

Last evening: With Paul Woei in the restaurant of his son, beautifully built in the old printing office of the journal "De Vrije Stem", bombed in 1982 by Bouterse.
The last evening we went to the restaurant of Paul Woei's son, beautifully furnished and decorated in an old printing office of the journal "De Vrije Stem". For next year, Paul Woei told us, he had made an appointment with a Suriname television station for an interview to tell about La Condamine's visit to the Guyana's. So, the story has not yet ended.....

22 March 2010

Paramaribo and visit to the Upper Suriname river

The new Leica fluorescence microscope acquired by the MWI to be used for detection of chromosomal aberrations.

17, 18 and 19/3. Wednesday, Thursday and Friday.  One of our visits had been to the "Medisch Wetenschappelijk Instituut", a medical institute connected to the "Anton de Kom" University. There we visited Audrey Lo-Fo-Sang and Joan Werners with whom I had corresponded about bringing a fluorescence microscope sponsored by Fraen-Company (Milan) to Paramaribo, just as the one we brought to Salatiga in Indonesia. This time, however, contacts with Fraen were postponed and will have to be restored again. We also met Prof. Mrs. Adin, who explained to us a real-time PCR machine used for detection of influenza, malaria and Chlamidia; not an easy thing to explain......

The Afobaka dam and (right) the Brokopondo drainage basin (stuwmeer), with to the west the Brownsberg mountains in the far distance.

On Thursday we left Camp David at 8 a.m. arriving at the Afrobaka dam around 11 o'clock. Although the water level was low it is still an impressive drainage basin. Driving west of the lake through the Brownsberg mountains we saw the so-called "transmigratie"-villages built for the people who originally lived in the Brokopondo area. These people were "Bosland Creolen", mostly Saramakans, descendants of fugitive slaves. The villages are characterized by the so-called "kostgrondjes", gardens from where vegetables and fruits are obtained. They are always accompanied by newly-burned areas where new gardens will be started. This habbit of slash-and-burn causes much concern among "green" people in Europe. Driving now through this region of secondary forests the burned areas do not make me too depressed: it is not a nice sight, but it occurs on a small scale and re-forestation seems to occur rapidly.

Left: A typical village garden ("kostgrondje") where casave (tapioca), "mais" and bananas are cultivated. 
Right: a recently burned area where a new garden will be started.
The dirt road to Isadou was still bad, but a Chinese company is working hard to make a pavement. Strange to see the Chinese characters on all their equipment and trucks. In Pokigron we took a koreaal to Isadoe (meaning "Welcome" in the Saramakan language) on the Upper Suriname river.  There we slept in a little house drawn by Hilbert.

Left: Port of  Pokigron with many "korealen" on the Upper Suriname river.
Right: In a "koreaal" with a 85 PK motor over the Upper Suriname river to Isadou. The bottom of a "koreaal" consists of a dugout canoe. This is enlarged with planks.
.
Hilbert's impression of our house in Isadou.
 Before making a walk through the jungle André, the owner of Isadoe, had to remove a "Sika" (a rapidly growing bag of eggs laid by a sand flea just beneath the skin) from underneath my foot. Then, we went by boat ("koreaal") over the river chasing away many kingfishers. Later, walking over a path through the jungle of a secondary forest, we saw three little monkeys ("Sagowijntjes") high up in the trees. It was difficult to follow them and they had soon disappeared.... How diificult it must be to make a study of the behavior of these monkeys like performed by Marc van Roosmalen (see his book "Blootsvoets door de Amazone")!

Left: In the early morning André removes a "sika" from underneathe my foot using a needle from a palm tree.
Right: Fog over the river.
Dennis accompanying us to the koreaal and a large Ringed Kingfisher or "Fisman".
When am I going to learn all these plants and trees and the stories about their healing or "Winti" powers?
Our guide, Dorus Amimba, showed us many medicinal plants and told us the stories about their healing power. For instance, "Neku", a liana used to intoxicate fish. Later, in a village, we saw how little boys were pounding the leaves of this liana with a large wooden pestle. When walking through Gunsi we met his uncle, Done Adriaan, who had worked as surveyor in the large Canadian gold mine near Brownsberg and who was now the "Kapitein" of the village.
The Uncle and an aunt of Dorus, our guide with whom we walked through Gunsi, a Saramakan village.
The "Bosland creolen", descendants of fugitive slaves, consist of various tribes like the Saramakans, the Matuaries or Kwintis, the Aucaners (to which Ronnie Brunswijk belongs) and the Paramakaners. In general, these people live much closer "to nature" than the original amerindians. The indians in Suriname (Caraïbs, Arowaks, Trios and Wajanas) seem to take over western habits much easier; they seem more adapted to western culture except when they go hunting! Bosland creoles are more farmers than hunters. (Information from Dennis Chin-a-Foeng).

Dorus was roman catholic. He called the religion in Gunsi "heiden" (pagan), but agreed that it should be called "Winti". The little houses in Gunsi had small doors, believed to make it difficult for bad ghosts to enter. When I asked Dorus about his deformed fingertips (lepra?), he said that it had been caused by bad ghosts when he was still a little kid. It had finally been healed by a Dresiman (shaman). He also explained that this non-christian village was protected against bad ghosts by low gates, called "asanpau", at the entrances; again bad ghosts cannot pass such low entrances.

Left: A typical house in the non-christian village Gunsi, with a low door that prevents bad ghosts from entering the house.
Right: Two women coming from their garden ("kostgrondje"), one transporting vegetables, the other wood.

A protecting gateway ("asanpau" in Saramakan) at the entrance of the village.







21 March 2010

Visits in Paramaribo

Left: Visit to the atelier of Paul Woei. Right: His poster that started our interest in the voyage of La Condamine.

15 and 16/3. Monday and Tuesday.  We had a very pleasant visit to the house of Paul woei. He told us how, together with art students, he had made the tourist poster that told us for the first time about La Condamine and had started our interest in him. He also told us that there was a kind of monument memorizing the determination by La Condamine of the position of Paramaribo during his short visit to the town. He thought we could get more information at the museum of the town.
It appeared that Paul Woei had been studying in Amsterdam in the early sixties and that we had common memories of a little restaurant behind the Binnen-Bantammerstraat, where you had to go down a small staircase to buy a nassi-goreng for 1 guilder.
We visited his atelier and drank Markusa-juice of fruits from his garden with his wife. We watched a beautiful video he had made himself of his visits to the people of the Upper Suriname river which he had also painted ("A Journey of Art in the Rainforest"). Then Dennis drove us to the Waterkant next to Fort Zeelandia to see the "monument" (see photograph). It was a copper circle in the pavement of the old quay ("aanlegsteiger") divided in 32 parts with a cross in the middle that seemed to indicate the 4 winds.
Left: Was this a circle that memorized La Condamine's determination of the position of Paramaribo's fort?
Right: In the back the presidential palace where a second "ijkroos" (for compass calibration) occurs on the terrace.
So, after a telephone call by Dennis' wife, Cindy, who seems to know everyone in Paramaribo, we went the next day to Mr. Bubberman, who worked in the museum and who was interested in La Condamine. He showed us old history books and old maps, but couldn't give us any confirmation about La Condamine's "monument". He advised to search in the journals of Mauricius, the governor that had invited La Condamine to come to Paramaribo. These were still present in the Dutch National Archive. 

Looking in history books and old maps with Mr. F.C. Bubberman in the museum.

Finally, after another telephone call by Cindy, we went to the architect Philip Dikland. He told us that the circle was a so-called "ijkroos" used for calibration of compasses and that there was another more intact circle on the terrace behind the presidential palace. The distance between the two circles could have served to calibrate the length of a measuring-chain. He didn't know whether the circles existed already in 1744, but he did know that La Condamine was helped by the local land surveyor named De Lancourt, when determining the position, probably at the present location of the statue of Lachmon. Such positions, however, were not used in the dutch maps of the time. Only in 1870 the map of Cateau shows the first position measurement. He gave me a beautiful article entitled "Landmeters in Suriname van 1667 tot en met 1861".

Philip Dikland: making maps of the plantations in Suriname, using a minute glass and a rowing boat to calculate distances.