09 November 2010

Visit to Israel-4


"Elijah’s melons" and some history

La Condamine wrote in his report “Observationson mathematiques et physiques faites dans un voyage de Levant en 1731” about his visit to Jerusalem (see Blog post Oct. 31): “Des pierres, de la grosseur & de la figure d’un pois, que j’ai ramassées dans un champ voisin de Jerusalem, ou elles sont fort communes, quoique’elles soient depuis long-temps recherchées par les Voyageurs.“.
When I told this to Hazorea’s archeologist Dr. Dror Ben-Yosef, he immediately said that these must have been “Elijah’s melons” or “lapides Judaici”. It is the name applied to stones of light brown flint outside, hollow inside, and lined with quartz crystals or chalcedony, the geological "geodes".
See the web site for the myth about Elijah and his melons.

Apparently, at his time La Condamine did not hear much about the origin of these stones.  The first voyage account of the nature of Elijah’s melons I found is from 1849 when Maxime du Camp travelled to the Red Sea.


The grapefruit-sized “Melon of Elijah” (geode) shown to me by Dror Ben-Yosef of kibbutz Hazorea. Were these the stones found by La Condamine?

Laatste dag in de kibbutz, half 6: tegelijk met de melodieuze kreten van de Bulbul, klinken in de verte de vier achtereenvolgende schoten, die in de visvijvers de vogels moeten verjagen.
In de afgelopen week van de viering van Channoch’s 70ste verjaardag, hebben we verschillende plaatsen bezocht. Allereerst Nazareth, waar we in de overdekte markt (sukh) de smid Naddaf Fouad (70 jr) terugvonden. Net als vorig jaar kocht ik weer een paar van de door hem gesoldeerde blikjes en olielampjes. Hij vertelde dat het niet goed ging en dat veel winkeltjes gesloten waren vanwege de economische crisis. Hij had echter een oude vriend op bezoek, ook een Christen-arabier, zodat ik hem niet veel kon vragen. Ik beloofde hem volgende keer terug te komen. Beneden aan de Sukh spraken we met een plaatselijke bewoner over het grote bord met een reclame-spreuk voor de Islam. Bij al het christelijke geweld hier kon dit er wel bij. Dat vond onze Nazarether ook; hij ging niet naar de moskee en was niet gewoon te bidden, maar de Koran had wel gelijk: wij zullen de “loosers” zijn!  

We bezochten in Zichron Ya’akov het huis van de familie Aaronson  die geschiedenis maakte vóór en tijdens de Eerste Wereldoorlog. Volgens N. Grover (Jerusalem) waren de Joden onder Turks bewind er beter aan toe dan in Europa gedurende diezelfde eeuwen. Dit ondanks onderdrukking in Palestina en ondanks de door Sarah Aaronson gesignaleerde, Armeense genocide, die nog steeds niet door Nederland, noch door Israel erkend wordt. Wellicht is de geschiedenis van Israel niet te begrijpen zonder het tijdperk van het Ottomaanse rijk (1517-1917) te kennen.




De smid Naddaf Fouad in de sukh van Nazareth.


Volgens een bewoner van Nazareth, die niet gewoon was te bidden en niet naar de moskee ging, had de Koran altijd gelijk. Volgens hem had dit bord daarom geen protesten gegeven.


Ook bezochten we Jerusalem, waar bij de Westmuur de Israelische oppermacht wel heel erg voelbaar is, maar waar het in de Arabische sukh economisch goed leek te gaan. We spraken op de trappen van de prachtige Damascus Poort Arabische studenten die niet ontevreden leken te zijn…….

Ga ik in het vliegtuig nog eens het boek van Dries van Agt lezen? Nu met andere ogen? Het is me wel iets duidelijker geworden hoezeer hier “de Arabieren” gediscrimineerd worden; net als bij ons. Maar zij láten zich ook discrimineren door hun door de Koran-gedicteerde opstelling, die maar heel langzaam veranderd (zie de artikelen in de Haaretz, International Herald Tribune van de laatste dagen). Ondertussen, gelegitimeerd of niet, dendert de Israelische economische, culturele en militaire trein met grote snelheid voort….

08 November 2010

Visit to Israel-3


De “Jordan Experience”

Op weg naar Eilat (en Petra) reden we op 1 november oostwaarts naar de Jordaan-vallei. Na Beit She’an, ten zuiden van het meer van Galilea en op de hoogte van Jenin, kwamen we de West Bank binnen; er was nauwelijks een checkpoint. Opvallend waren de uitgestrekte kassen-complexen aan de Jordaanse kant van de rivier. Blijkbaar hadden ze daar genoeg water.
Hoe makkelijk kom je hier bij Beit She’an (route 71) de grens over en hoeveel contact zou er zijn tussen de Palestijnen van de West Bank en die van de East Bank? In een restaurant van het Joodse dorp (settlement) Argaman kwamen we twee Franse jongens tegen die in een oude 2CV via Turkije, Syrië en Jordanië bij Beit She’an de grens waren overgekomen; ze waren van Parijs op weg naar Jerusalem. In 1965 was Channoch M. samen met een vriend óók in een oude 2CV via dezelfde route naar Israel gekomen; alsof er in die 45 jaar niets veranderd was; behalve dan de grensovergang. Die was in 1965 nog in Oost-Jerusalem bij de Mandelbaum Gate.


Frouke (left) and Channoch M. with the 2 French guys and their “Deux Chevaux”. They had passed the Jordan border at Beit She’an,  just as Channoch had done with his 2CV 45 years ago! As if nothing had changed…..

Hoewel Jordanië en Israel vrede tekenden in 1994 is de grensovergang tussen het Hashemitische Koninkrijk Jordanië en Israel verre van open: mopperend moesten (Amerikaanse?) toeristen met hun te grote koffers een stuk niemandsland van 100 m lopend oversteken. Aan de Jordaanse kant heerste een gemoedelijkere stemming.
Rijdend langs Akaba, de enige havenstad van Jordanië, viel het op hoeveel er gebouwd werd; het leek Israel wel. Anders dan Eilat is Akaba door een 4-baans autoweg verbonden met de hoofdstad Amman; er reden echter voornamelijk vrachtauto’s en bussen met toeristen.
Hoe zit het met de verhouding tussen de Jordaniers en de Palestijnen nadat de laatsten (de PLO) in 1970 met harde hand door het Jordaanse leger verdreven werden (de Zwarte September) en Jordanië in 1988 alle administratieve banden met de West Bank had verbroken? Ik vroeg het onze chauffeur, Atya Jamra uit Akaba, die ons van Petra naar het nóg indrukwekkender Wadi Rum en later terug naar Akaba reed.
Allereerst benadrukte hij dat Palestijnen en Jordaniers voor hem één volk zijn. Wel zijn er twee identiteiten, die van de Palestijnen, meest landbouwers, en die van de Bedouinen. Hij beschouwde zichzelf als een Bedouin, hoewel hij in de stad leeft met één (?) vrouw en 6 kinderen (hij sprak van 3 kinderen en 3 meisjes). Mohammed, die ons in een Jeep door de Wadi reed, leek een échte Bedouin: Tot op zijn 10de jaar had hij in de woestijn in een tent gewoond voordat zijn ouders naar het dorp Wadi Rum verhuisden.
Verder bevestigde Atya dat, net als bij ons, de dagelijkse kranten-meldingen van de Israelische nederzettingenpolitiek grote boosheid veroorzaken. Het bewees volgens hem dat Israel eigenlijk geen vrede wil en geen Palestijnse staat. “Die zal er niet komen zolang jij en ik leven”, zei hij berustend.

The Sinai Rose Finch, seen in Wadi Rum everywhere near water.

Atya knoopt Lidie een hoofddoek om in Bedouinse stijl.

Op de rots heeft Mohammed via zijn mobiel contact met…… 
Atya, om te zeggen dat we eraan komen.